Photography: Marco Hillen and Lesley Adu
Kwaadaardig Mooi
Kunstenaars verbeelden kanker
Museumtekst van tentoonstelling Kwaadaardig Mooi in Museum Tot Zover van 15 september 2022 tot en met 16 april 2023;
In de beelden die ons omringen komt geen ziekte voor. Aan haaruitval, wildgroei en aftakeling zit nu eenmaal weinig glamour. De potentieel verwoestende gevolgen van kanker hebben het tot de meest gevreesde ziekte gemaakt. In Kwaadaardig Mooi geven kunstenaars vorm aan hun ervaringen met kanker. Zit er iets moois in het uitbeelden van hun ervaringen? Iets dat ons kan sterken?
Impact
Kanker raakt ons allemaal. Jaarlijks overlijden er 45.000 Nederlanders aan kanker, waardoor het de meest prominente doodsoorzaak is. Eén op de drie Nederlanders zal ooit in zijn leven kanker krijgen. Nog veel meer mensen kennen iemand met de ziekte van nabij. De impact op de patiënt en zijn omgeving is gigantisch. De verbeelding van deze impact bereikt ons echter zelden.
Leven en lijden
Zeven gerenommeerde kunstenaars uit het oosten van het land nemen hun eigen ervaringen als uitgangspunt. Ze hebben zelf kanker (gehad), of het betrof hun partner of gezinslid. Met verschillende media brengen ze een veelheid aan verhalen in beeld. We leren over hun verdriet en hun worstelingen. We kijken mee naar het proces dat is ondergaan, naar de existentiële vragen die naar boven kwamen.
Dood en lijden zijn grote thema’s in de kunst. Hier zien we deze thema’s op persoonlijk niveau, er zit geen afstand tussen. Je voelt de pijn, het lijden, de liefde en de wanhoop. Soms voel je ook de overgave.
Beeld van kanker
Tot Zover doorbreekt het stilzwijgen van de beeldende kunst over kanker. Door intieme en normaal gesproken onzichtbare verhalen te laten zien, draagt Kwaadaardig Mooi bij aan de emancipatie van het zieke lichaam. Een kleine aanpassing van het collectieve beeld dat men van kanker en de kankerpatiënt heeft. Of zijn we zelfs bang om nieuwsgierig te zijn?
Deelnemende kunstenaars
Esther van Casteren
Sylvia Evers
Niels Helmink
Wout Herfkens
Sonja Hillen
Rinke Nijburg
Kim Tieleman
Guus Sluiter,
Directeur Museum Tot Zover
Tekst over “For better or for worse” en “Ziek 1 tm 5” in tentoonstelling Kwaadaardig Mooi in Museum Tot Zover;
Rode draad in het werk van kunstenaar Sonja Hillen (1964) is het leven en hoe daar mee om te gaan. Ze beeldt ingrijpende gebeurtenissen uit, zoals moederschap, ziekte en rouw. Hillens werk is arbeidsintensief en vergt veel geduld. Maar ze houdt er van om door het borduren het leven te vertragen. Zowel haar echtgenoot als haar broer kregen kanker. De één leefde door, de ander stierf.
For better or worse
Installatie met ziekenhuisbed, mixed media, 2007-2008
Koorts, koude rillingen en een verlaagde aanmaak van bloedcellen door het beenmerg, hetgeen kan leiden tot anemie (bloedarmoede), abnormale bloedingen, blauwe plekken of ontstekingen.
“Deze tekst komt uit een bijsluiter van chemotherapie, die ik op een 4-delige lakenset geprint en geborduurd heb. Ik heb een ziekenhuisbed met deze lakenset opgemaakt en persoonlijke spullen op het bed en in een nachtkastje toegevoegd. Deze ‘uitzet’ heb ik gemaakt toen mijn man kanker had en vaak en lang in het ziekenhuis lag. De uiteindelijk succesvolle kankerbehandeling gebruikte al zijn energie, waardoor hij veel sliep. Naast zijn bed zat ik te borduren.”
Niet geheel vreedzaam overigens. Ik voelde me gefrustreerd en boos. Ik zag wat mijn man moest ondergaan en doorstaan. Deze lijdzame werkelijkheid kon ik alleen maar weergeven in ingetogen zwart en wit.”
Ziek 1-5
Tekening en borduurwerk op linnen, 2009
Ziek is een serie tekeningen met borduurwerk, die voor mij de belangrijkste beelden uit ‘onze’ kanker-rollercoaster laten zien. Ik heb deze werken in een andere gemoedstoestand gemaakt dan For better or for worse. Rustiger en meer beschouwend. Mijn man was net genezen van kanker. De behandeling was voorbij en dan komt onvermijdelijk het afwachten hoe het verder zal gaan en het beseffen van wat er allemaal gebeurd is.
sonja hillen – ziek
Een serie van vijf kleine panelen, bespannen met borduurlinnen. Daarop getekend met zwart garen en een iets lichtere grijze textielstift. Een derde toon is het wit van het linnen. Daar waar geborduurd is trekt het doek een beetje samen, bobbelt, en de oneffenheden die daardoor in de stof ontstaan laten niet alleen kleine schaduwen zien, maar maken deze drager tastbaar aanwezig en bepalen mede daardoor betekenis en ervaring van het werk. Ook de zichtbare knopjes van de spelden waarmee de doeken op hun panelen zijn vastgemaakt veroorzaken hetzelfde effect. Op steeds dezelfde afstand zijn ze langs de randen van de panelen bevestigd en maken de hand van de maker zichtbaar. Het doet denken aan versierde zakdoeken en kussenslopen uit vroeger tijden, dingen die je kunt opvouwen en in de linnenkast kunt leggen, huiselijke, persoonlijke voorwerpen die onmiddellijk een intimiteit voelbaar maken.
Als klein jochie logeerde ik tijdens vakanties bij mijn oma van moederszijde en altijd zat zij te borduren – alleen: zij noemde dat niet zo, zij sprak van tekenen.
Dat is wat ik hier ook zie: tekenen. Behoedzaam zijn de ononderbroken lijnen in draad en stift binnen het vlak geplaatst, als door een vaste hand die zonder het minste spoor van twijfel aus einem Gussdeze vijf taferelen tevoorschijn lijkt te brengen. Dat geeft deze tekeningen een dwingend en onherroepelijk karakter: hier wordt niet gegumd of weggepoetst, dit is de werkelijkheid en op geen enkele andere wijze dan zoals wij te zien krijgen dient ze verbeeld te worden.
In vijf stadia wordt op de meest sobere wijze een verhaal verteld aan de hand van vijf lege ruimten. Als eerste een huiskamer. Iemand, zoëven nog knus gedoken in de kussens op de bank, heeft het boek of tijdschrift waarin gelezen werd weggelegd. Op het bijzettafeltje staan kopjes met drinken onaangeroerd. Het huis lijkt zojuist verlaten te zijn door wie het doorgaans bewoont.
Als tweede een onderzoeksruimte van huisarts of ziekenhuis. Hier een vierde toon: in mooi contrast met het wit van het linnen, is in nauwelijks donkerder wit garen het welbekende papier dat op de onderzoeksbank ligt geborduurd. Het onderzoek lijkt gedaan. De wachtkamer is verlaten.
De derde ruimte: terug thuis, de slaapkamer. Een gedeelte van een bed. Aan een van zijn hoeken hangt een muts. Op de achtergrond de kleren van de bewoner. Bij het zien van die muts raak ik voor het eerst in de war. Ik herken hem uit de eerste ruimte waar hij een beetje hulpeloos naast het boek op de grond ligt. Daar kan ik nog denken aan iemand die graag het hoofd bedekt, ook binnenshuis – en ook in de derde tekening kan die muts dit suggereren: hier, in dat bed, slaapt iemand die ’s nachts graag het hoofd warm houdt. De muts is zo nog een onschuldig ding. Maar mijn blik werd af en toe al naar de vierde ruimte getrokken, waar het huiselijk bed uit de slaapkamer plaats heeft gemaakt voor een verstelbaar ziekenhuisbed, geflankeerd door een verrijdbare stellage met slangetjes en meetapparatuur. Ineens kantelt de betekenis van de muts uit de eerste en derde tekening en daarmee ook de betekenis van de verschillende ruimten: de muts van iemand die warmte koestert is opeens ook de muts van een zieke geworden. Een zieke die overigens ook die vierde ruimte alweer heeft verlaten: misschien is hij of zij aan de wandel, of terug naar huis, maar het kan ook erger zijn: hij of zij heeft het leven gelaten.
In de laatste ruimte zien we een lege wachtkamer. Rijen lege stoelen zijn naast elkaar geplaatst. Slechts twee elementen worden met het zwarte garen naar voren gehaald: één stoel en een blok met de letter D dat boven aan het plafond hangt als aanduiding van een afdeling, of…als beginletter van het al dan niet gevreesde woord: dood? Voor mij verbeeldt deze laatste ruimte nog het meeste de ambiguïteit van het verhaal dat deze vijf tekeningen ons vertellen: ofwel beschrijft dit beeldverhaal het genezingsproces van een ziekte of juist van de ontwikkeling naar het laatste stadium van zijn of haar ziekte: het verscheiden.
Die ene stoel: is ook die kort geleden, na het laatste oordeel van volledig herstel, verlaten door de zieke of zal hij, door dat andere laatste oordeel, het sterven, nooit meer door de zieke worden bezet?
Alle vijf de ruimten ademen zowel de terugkeer van leven en hoop, als de afsluiting door dood.Nog sterker wordt de mogelijkheid van dubbele duiding wanneer ik bedenk dat ik als kijker steeds achter de feiten aanloop: iedere keer is de ruimte die ik betreed netverlaten en wordt mij onthouden waarmee ik nu toch te maken heb: leven? of: dood? Dat is van een wrede schoonheid. En ieder secuur en vastberaden getekend ding, muts, boek, plant, bed, blouse, stoel, krijgt daardoor een lading die maakt dat ik wil blijven kijken om de ontknoping te ontdekken, telkens weer.
Ik heb de titel van het vijfluik tot nu genegeerd, maar opeens besef ik er de kracht van: ziek. Het is de enige goede titel. Ziek-zijn als stadium tussen begin en einde. Ziek-zijn als een tussenruimte. Geen raker woord om de eindeloze cyclus van leven en dood mee aan te duiden.
Nico Huijbregts, 2018
(Tekst uit het boek “99 +1, Vrije kunst in Nijmegen.
In samenwerking met Inge Hondebrink en Pascale Companjen)
wegens persoonlijke omstandigheden
Peter Nijenhuis
Deze tentoonstelling gaat over gebeurtenissen en inzichten die de kijk van de deelnemende kunstenaars op hun leven en de wereld veranderden. De tentoonstelling gaat met andere woorden over ‘omkeringen’ in levens. Mensen zijn daar volgens mij over het algemeen wel in geïnteresseerd. Het is ontegenzeggelijk zo dat ons dingen overkomen. Ook staat het als een paal boven water dat onze houding tegenover de wereld en onze kijk op dingen verandert. Maar welke gebeurtenissen ons nu precies hebben veranderd is niet altijd duidelijk. We moeten, om over dingen na te kunnen denken, een vorm vinden die ze in een bepaald verband plaatst. Een van de oudste voorbeelden daarvan is de bekering van Saulus in het boek Handelingen, hoofdstuk 9. Saulus, een vurig vervolger van christenen begeeft zich van Jeruzalem naar Damascus. Nabij de stad ‘omschijnt’ hem evenwel een licht. Verblind valt Saulus van zijn paard. Er klinkt een stem uit de hemel die hem opdraagt naar Damascus te gaan. Daar zal hij te horen krijgen wat hem te doen staat.
Ogenschijnlijk is het verhaal van Saulus een verhaal over een bekering door en dramatische val, maar daar kun je ook anders over denken. In de bijbel volgt, als Saulus eenmaal op de grond ligt, een kleine dialoog. De stem uit de hemel zegt: ‘Saul, Saul, wat volgt gij mij’. Saulus vraagt dan wie tegen hem spreekt en de stem zegt: ‘ik ben Jezus, die gij vervolgt’. Op grond van die dialoog zou je kunnen zeggen dat de bekering van Saulus zich niet beperkt tot één moment. Terwijl Saulus al een hele tijd achter de christenen aanzit, zit Jezus achter Saulus aan. Pas door de val van zijn paard lijkt dat uiteindelijk tot Saulus door te dringen.
Je zou kunnen zeggen dat het verhaal van Saulus verbanden legt. Het ordent en schept betekenis door zijn bekering te verbinden met de dramatische val van een paard. Toch gaat dat verhaal niet voorbij aan de complexiteit van het leven, want het is in veel opzichten meerduidig. Saulus bekering, zo blijkt uit het verhaal, zat al langer in het vat en de val van het paard is zeker geen lieflijke aanraking door God. Nadat hij in Damascus is aangekomen is Saulus drie dagen blind en komt hij er niet toe om te eten of te drinken. Het moment verlichting is niet minder een moment van duistere ontreddering.
De meerduidigheid, waarvan het bekeringsverhaal van Saulus een voorbeeld is, tref je volgens mij ook aan in de hier tentoongestelde werken. De werken hebben betrekking op ervaringen die te maken hebben met ziekte, dood, maar ook met liefde, jeugdherinneringen en religieuze inzichten. Voor de omkering die die ervaringen hebben veroorzaakt is telkens een vorm bedacht. Die vormen zijn evenwel op meer dan één manier uit te leggen. Dat begint al bij de installatie For better or for worse van Sonja Hillen, vlakbij de ingang. De installatie lijkt te verwijzen naar een lang en eenzaam ziekbed. De symptomen van een ongetwijfeld fatale ziekte zijn in de lakens van het bed geborduurd. Hoopvol oogt het niet. Niettemin roept de kille, diagnostische tekst die in het laken is geborduurd ook nog iets anders voor de geest. Borduren wordt van oudsher gedaan door vrouwen. Ik heb het mijn moeder zien doen en borduurwerk roept bij mij onvermijdelijk associaties op met huiselijke geborgenheid en warme, moederlijke aandacht. Verwijst het borduurwerk in de installatie van Hillen naar een dergelijke huiselijke geborgenheid, waarvan de patiënt in zijn ziekbed voor eens en altijd is verstoken? Het is lijkt me niet uitgesloten dat het borduursel ook wijst naar de aandacht van de mensen die de patiënt verzorgen, maar hem of haar desondanks niet kunnen behoeden voor het ergste. Op deze vragen geeft de installatie van Hillen geen antwoord. De vorm ervan is open net als de vorm van het werk van Sylvia Evers. Het hert, waarvan de witte vacht wellicht op onschuld duidt, staat op het punt het bos te betreden. Wat is dat voor een bos? De door de zon verlichte plekken in de verte trekken onweerstaanbaar aan, maar in andere duistere plekken schuilt ontegenzeggelijk iets van dreiging.
Ik sluit niet uit dat bezoekers het bed van Sonja Hillen een vorm zullen vinden voor hun eigen ervaringen met zieken of in het hinkelspel van Ulrike Möschel een vorm voor hun tweeslachtige en pijnlijke jeugdherinneringen. Je zou bij het bekijken van de twee beelden van Paul de Reus een beetje kunnen genezen van de liefde. Natuurlijk zijn die beelden luchtig en aanstekelijk. Wie wil er niet samen met een ander smelten van liefde of van gloeiende hartstocht het matras schroeien? Toch zouden de beelden van Paul de Reus ook een vorm kunnen geven aan een gedachte die je al langer, hoewel heimelijk koesterde, namelijk dat aan liefde ook iets houterigs, beklemmends en belachelijks kleeft.
Maar ook als de kunstwerken op deze tentoonstelling niet direct een concrete vorm aanreiken voor je eigen ervaringen en gedachten, zijn ze toch van belang, denk ik. Hun open vorm vestigt de aandacht op de complexiteit van de menselijke ervaring. Wie aan ervaringen als kunstenaar of niet-kunstenaar een vorm wil geven zal die complexiteit onder ogen moeten zien. Onderdeel van complexiteit is dat dingen elkaar tegen spreken en dat zaken die op het eerste gezicht geen of een ondergeschikte rol spelen, na verloop van tijd een heel ander belang kunnen aannemen. Waar de tentoonstelling ook de aandacht op vestigt is dat een vorm kan vastliggen, zoals de vorm van een kunstwerk, maar toch verandert. Dat heeft er ongetwijfeld mee te maken dat vormgeven en ordenen een vorm is van weglaten of onderschikken. Alles wat je weglaat of een ondergeschikte rol toewijst blijft evenwel aanwezig in je mentale universum en dus inwerken op de betekenis van wat je vormgeeft. Vorm schept zijn eigen onrust. Dat is soms lastig, maar brengt ons er ook toe om in gedachten steeds terug te keren naar gebeurtenissen, mensen en omstandigheden en de vormen die we hebben bedacht of ontleend om daar een betekenis aan te geven.
oktober 2011
OMLOOP UMC BIJ BIBLIOTHEEK MEDISCHE WETENSCHAPPEN